Wie kent het niet? Je hebt je Snoek een tijdje weggezet omdat je in de wintermaanden er niet mee rijden wilt, of je bent met een grote renovatie bezig waardoor de je auto voor ruim een jaar uit elkaar ligt.
Dan breekt de grote dag aan waarop je de sleutel weer in het contact steekt en de startmotor tot leven komt. Ja, de startmotor wel maar de motor niet… De accu is goed, dus de aandacht wordt op de carburateur gericht. En daar blijkt al dat er iets niet goed zit. Er zit een plakkerig goedje onderin de vlotterkamer. Alles schoongemaakt, daarna opnieuw starten en de motor slaat aan, maar blijft niet lang lopen.
Wat nu te doen? Alles wijst op een benzineprobleem. Er zit nog ongeveer twintig liter Euro95 in de tank. Dan maar kiezen voor de rigoureuze aanpak en de tank geheel leeg geheveld, waarbij de benzine via een filter opgevangen wordt in een jerrycan. Wat er tot grote verbazing in het filter achterblijft is te zien op de foto, een geel gekleurde gel. Het potje is halfvol maar in werkelijkheid is het meer, bijna een geheel jampotje vol. Niet zo verbazingwekkend dat de carburateur vervuild is.
Waardoor kan er gelvorming ontstaan in oudere benzine?
Benzine bestaat uit een ingewikkeld mengsel van koolwaterstoffen waarvan de moleculen rechte, vertakte of cyclische ketens zijn, al dan niet met dubbele bindingen. De rechte of vertakte ketens met 4 tot 12 koolstofatomen worden alkanen genoemd. De cyclische heten aromaten zoals benzeen, tolueen en xyleen. Het is opmerkelijk dat in benzine nauwelijks benzeen voorkomt – een verbinding die afhankelijk van de concentratie – kankerverwekkend kan zijn en die uit de benzine verwijderd wordt. Daarnaast komen er olefinen of alkenen in benzine voor, dat zijn koolwaterstoffen met dubbele koolstof C=C verbindingen.
Afhankelijk van de raffinaderij waarvan de benzine afkomstig is kan de samenstelling van de benzine, mede door wat de producenten er verder nog aan toevoegen, variëren (bij gelijk octaangetal, klopvastheid).
Een benzine kan daarom meer of minder aromaten bevatten en meer of minder olefinen. Olefinen kunnen met elkaar reageren en vormen dan polymeren (net zoals plastics en rubbers worden gemaakt). Dit gebeurt onder invloed van katalysatoren, metaalionen die als verontreininging in de benzine(tank) kunnen zitten.
Als de polymeerketens voldoende aangroeien ontstaan macromoleculen die niet meer oplosbaar zijn in de benzine. Het zijn ‘slordige’ moleculen, dus ze kristalliseren niet, maar vormen een gel of gum. Dit polymerisatieproces verloopt doorgaans langzaam, maar wordt versterkt als de benzinetank niet regelmatig wordt doorspoeld met verse benzine. Wie regelmatig rijdt met een auto zal niet snel last hebben, want dan worden eventuele polymeren weggespoeld voordat ze zijn aangegeroeid tot onoplosbare materie.
Je kunt overigens ruiken of benzine flink olefinen bevat, of veel aromaten. Beide hebben een karakteristieke geur.
Met een platformer, dat is een fabriek voor de productie van een hoogwaardige benzinecomponent, kan benzine wat aromatischer gemaakt worden en dus wat giftiger voor de mens vanwege het benzeengehalte. Het is ook mogelijk de benzine wat olefinischer te maken en dat is vaak voor de goedkopere merken.
Moraal van het verhaal? Tank benzine zonder olefinen!
Haha, maar hoe kom je daar achter? De leveranciers zullen je daar niet graag over informeren. Een ruikcursus aromaten olefinen volgen en aan elkaar doorgeven waar benzine te verkrijgen is met een laag olefinegehalte? Wie het weet mag het zeggen. Er zijn overigens speciale benzinesoorten verkrijgbaar, onder meer bij Ecomaxx, die gegarandeerd drie jaar houdbaar zijn.
Samenvattend het volgende
Tank voor je oldtimer geen benzine met ethanol. Van de benzine zonder ethanol kennen we het olefinegehalte niet. Rijd daarom een paar keer per jaar de tank bijna leeg zodat gelvorming geen tijd krijgt zich te ontwikkelen. Als je de auto lange tijd niet wilt gebruiken vul de tank dan met houdbare benzine.
(Met veel dank aan: Adriaan van der Burgh, lid commissie Public Affairs FEHAC )