Kleur bekennen
Tekst Rob Hoen
,,Het geruis van olijfbomen heeft iets heel intiems, iets onmetelijks ouds. Het is zo mooi dat ik het niet durf te schilderen of voor de geest kan krijgen.’’ Vincent van Gogh begrijpt heel goed dat de karakteristieke bomen van de Provence zo zelden door kunstenaars op het doek zijn gezet. Hij vergelijkt de olijfboom met de Hollandse wilg, die een soortgelijke variatie in groentinten laat zien. In de zomer van 1889 waagt van Gogh zich toch aan de uitdaging de olijfbomen van Saint-Rémy-de-Provence te gaan schilderen. Het resulteert uiteindelijk in een hele reeks schilderijen van olijfboomgaarden. Ze zijn gemaakt tijdens zijn opname in de psychiatrische inrichting Saint-Paul-de-Mausole. Tussen zijn psychotische aanvallen door schildert Van Gogh veel. Hij schrijft aan zijn broer Theo: ,,De olijfbomen daarentegen zijn heel karakteristiek. Ik doe alle moeite om die te pakken te krijgen. Het is zilverkleurig, nu eens meer blauw, dan weer groen gekleurd. Heel moeilijk, heel moeilijk…’’
Dit is de zesde aflevering in de reeks Kleur Bekennen. Die gaat over de kleur Vert Olive (AC510). Geleverd op zowel de Citroën DS19 als ID19 vanaf 1 september 1961 tot en met 31 augustus 1963. Deze kleur groen is gebruikt op zowel de eerste neus als de nieuwe, in september 1962 geïntroduceerde tweede neus. Kijk hier voor alle afleveringen uit deze reeks.
Kleurplaat
Ik stel mij voor dat ik weer zes jaar oud ben en graaf in mijn herinneringen. Ik ben op de eerste klas van de lagere school in het katholieke Maastricht. Zuster Jacobi geeft mij de opdracht een tekening in te kleuren. Ik herinner mij dat ik nieuwsgierig ben naar de kleur van haar haren, maar door het zwarte nonnenkapje heb ik die nooit kunnen ontdekken.
Op de lijntekening staan afbeeldingen van een boompje, een huisje, een molentje en natuurlijk een autootje. Vanzelfsprekend begin ik met het autootje. Hij moet groen worden, want dat is mijn lievelingskleur. Overigens, het is wel opvallend dat jonge kinderen altijd een lievelingskleur hebben. Nog niet gehinderd door conventies uit de opvoeding spreken zij zich gewoon voor de volle honderd procent uit over iets wat zij mooi vinden, zonder reserves. Volwassenen spreken liever – ietwat terughoudend – van een favoriete kleur. Tenminste, ik heb nog nooit een volwassen DS-liefhebber horen zeggen dat Vert Olive of Blanc Carrare hun lievelingskleur is. Misschien dat als zij eenmaal dementeren, zij weer voor hun lievelingskleur durven uitkomen.
Maar wat een teleurstelling als ik de kleurplaat met de auto eenmaal groen gekleurd zie. Het is één plakkaat van groen geworden, zonder enige diepte, schaduw of nuance. Het is een platte lappendeken, die kleurplaten altijd gedoemd zijn te worden. Maar zeg dat vooral niet tegen Mondriaan-adepten! Vincent van Gogh is geen kleurenplatenschilder; zijn kleurennuances zijn één brok emotie, omdat hij kijkt met zijn gevoel en zijn gedachten spiegelt op het doek. En dat doet hij ook als hij al die tinten groen schildert bij het componeren van het schilderij van de olijfbomen op de berg vlakbij Saint Rémy-de-Provence. Wat Van Gogh dan nog niet kan weten is dat wetenschappers later bedacht hebben dat het menselijke oog direct elk miniem nuanceverschil bij groen opmerkt, in tegenstelling tot bij andere kleuren.
Natuurkunde
De lichtgevoelige cellen die het netvlies van onze ogen bedekken zijn te onderscheiden in kegeltjes en staafjes. Staafjes werken het best in fel licht, maar door hun lichtgevoeligheid helpen ze ons ook om in het donker te zien. Kegeltjes maken het mogelijk dat we kleuren kunnen waarnemen. Omdat ze minder lichtgevoelig zijn dan staafjes, kunnen we minder kleuren onderscheiden in het donker. Kleur is een eigenschap van licht die wordt bepaald door de verschillende golflengtes waaruit dat licht is samengesteld. Wij nemen licht waar als de elektromagnetische straling met een golflengte van tussen de 750 en 400 nanometer ons oog bereikt. De samenstelling van golflengtes heet het spectrum. Wij kunnen kleuren onderscheiden door drie verschillende typen lichtgevoelige cellen in het netvlies. Dat doen de kegeltjes.
Elk kegeltje bevat een ander kleurpigment en heeft daardoor een eigen gevoeligheidsgraad. De gevoeligheid van die kegeltjes voor kleur overlappen elkaar. In totaal kunnen wij tussen de 120 en 160 zuivere kleuren van elkaar onderscheiden, maar alleen als we die naast elkaar zien. Zonder vergelijkingsmateriaal herkennen we veel minder kleuren. Groen is groen, rood is rood en blauw is blauw. Misschien een waarheid als een koe, ware het niet dat wij met het oog ook tinten van de kleuren waarnemen. Dat heeft weer te maken met welke van de drie soorten kegeltjes overheersend zijn. De kleur groen zit in de meeste kegeltjes in meerdere of mindere mate en daardoor is er overlap. Met onze ogen kunnen wij heel veel tinten groen onderscheiden. Veel meer dan bij andere kleuren, bijvoorbeeld bij rood en blauw.
Eindeloos mengt Van Gogh blauw, oker en grijs als hij de olijfbomen op de berg schildert. Met een fenomenaal resultaat. Bij Citroën doen ze dat in 1961 anders. Daar halen ze het olijfgroen gewoon uit een potje dat ze bij de verffabrikant besteld hebben. In dat potje zit een gemiddelde mix van de kleur die van Gogh destijds op zijn palet componeerde tot diverse tinten olijfgroen.
Reflectie
Het interpreteren van een kleur is een kwestie van reflectie. Als je de kleur Vert Olive uit een de verfpot rechtstreeks kwast op een plat vlak, zie je één kleur. Maar zit de lak eenmaal op de auto, dan zie ik talloze tinten groen. Dat wordt bepaald door reflectie. Hoe valt het licht op de auto? Staat hij in halfschaduw? Of staat hij vol in de zon? Is er veel tegenlicht? Heb ik de avond er voor een fles Absinthe leeggedronken en kijk ik dan met een enorme kater naar een groene auto? Staat de auto naast een knalgele of -rode auto? Hoe kleuren ogen hangt mede af van de omgeving waarin de auto staat. Zelfs mijn stemming van de dag is van invloed.
Volg alleen maar de wulpse rondingen van een Citroën DS, dan zie je zóveel nuances in de kleur. Een echte auto is nu eenmaal geen kleurplaat. Maar het heeft wel gevolgen voor de individuele interpretatie van de kleur. Toen ik de eerste keer een Vert Olive ID19 zag, moest ik automatisch aan spinazie denken, helemaal niet aan olijfgroen. Maar op dat moment wist ik de naam nog niet van deze kleur. Onze hersenen sturen ook we nog eens mee in de interpretatie van kleur. Met deze namen in het achterhoofd beleven we nu eenmaal een olijfgroene anders dan een spinaziegroene Citroën DS. Nog eenvoudiger gezegd: poepbruin kijkt anders dan kastanjebruin.
Olijfbomen
De kleur Vert Olive slaat op de kleur van de bladeren van de olijfboom, niet op de vruchten van de boom. De naam zorgt voor verwarring, want ik denk bij Vert Olive onmiddellijk aan olijven. Maar olijven zijn er in talloze soorten en vooral kleuren. Mijn gedachten gaan naar een goede borrel met olijven, naar een zomerse Salade Niçoise of heerlijke olijventapenade met knoflook, kappertjes, anjovis met een stukje stokbrood. We zeggen olijfgroen, verwijzend naar de groene olijf. Maar de kleurdesigners bij Citroën denken aan de bladeren van de boom. Eigenlijk bedoelen ze olijfbomengroen. Maar dat bekt niet lekker. Olijfgroen klinkt veel mooier. Zo ook in het Frans: daar is een olijfboom is un olivier. Dan toch maar liever Vert Olive.
Grappig is dat vormgevers die voor beeldredacteur spelen, vaak een foto plaatsen van groene olijven bij verhalen over olijfbomen. Dat is vreemd. Want bij een verhaal over beukenbomen laat ik ook geen beukennootjes zien. Vanaf nu denken we niet meer aan de vruchten, maar aan de bladeren als we het over Vert Olive hebben.
Ook hier krijgt Van Gogh weer gelijk: de Vert Olive Citroën DS op de foto’s bij dit artikel heeft de kleur van de door hem geschilderde bomen. Franse marketeers zouden daar vandaag de dag heel andere dingen mee doen, met namen als Vert Vincent of Vert Van Gogh. Reken maar dat die kleur dan gaat verkopen. Jammer dat het Van Gogh-jaar – 125 jaar na zijn dood in 2015 – alweer voorbij is. Anno 2020 is groen helemaal geen populaire kleur onder de bezitters van auto’s. Slechts 0,7 procent van de nieuw verkochte auto’s is groen. Maar wellicht dat de DS-liefhebber die een DS of ID van het modeljaar 1962-63 restaureert na lezing van dit verhaal toch voor Vert Olive kiest.
Oudheid
In Genenis wordt beschreven hoe Noach aan het eind van de zondvloed twee keer tevergeefs een raaf loslaat om te kijken of er al ergens droge grond is. De derde keer stuurt hij een duif op pad. Die komt terug met een olijftakje in zijn bek: de zondvloed is voorbij en Gods toorn is uitgewoed. De olijftak in de bek van een witte duif groeit uit tot wereldwijd symbool voor vrede en nieuw leven. De symboliek van olijfbomen is al erg oud. Een olijfboom groeit maar langzaam en het duurt lang voordat hij vruchten draagt. Waar veel olijfbomen groeien heerst kennelijk lange tijd vrede. Olijfbomen geven ook gezag. Bij de oude Grieken toont de olijfboom aan dat je grond bezit waarmee je stemrecht verwerft in de Griekse stadstaten. De olijfkrans is de prijs voor de winnende atleet bij de Olympische spelen in de Klassieke Oudheid. Wanneer Romeinse soldaten terugkeren na een succesvolle veldtocht krijgen zij olijftakken in de handen gedrukt.
Beleving
Als ik voor het eerst oog in oog sta met zo’n Vert Olive Citroën, ben ik verbaasd over de uitstraling van een echt exemplaar. Het gekke is dat ik in eerste instantie in mijn onbevangenheid geen enkele associatie heb met de soortgelijke, maar dan matte olijfgroene kleur van legervoertuigen. De Tweede Wereldoorlog ligt slechts 18 jaar achter ons en mij overvalt een gevoel van onverklaarbare droefheid. Ondanks het vele geel dat bij de kleur gemengd is lijkt hij een zekere somberheid in zich te dragen. In het straatbeeld van de productiejaren van de DS valt deze kleur op, omdat het best wel een donkere kleur is, maar anders dan het traditionele zwart. Vergeleken met de overheersende lichtere pasteltinten die je begin jaren zestig op straat ziet, heeft Vert Olive evenwel toch iets triests.
Vert Olive DS’en zijn ten tijde van de productiejaren niet veel verkocht. Nu zijn ze een regelrechte rariteit. De enige verklaring die ik kan bedenken is dat de kleur verbonden is aan de kleur van legervoertuigen uit de Tweede Wereldoorlog, die in het collectieve geheugen van de mens gegrift staat, waardoor potentiële kopers van een DS eenvoudig geen Vert Olive DS willen.
In mijn ansichtkaartenverzameling met DS’en vind ik maar een enkele met een olijfgroene DS er op. Die kaarten geven toch een aardige doorsnede van het gemiddeld fris gekleurde Franse wagenpark van destijds: Bleu Pacifique, Bleu de Provence, Blanc Paros, Blanc Carrare, Rouge Estérel en Rouge Carmin zie je veel meer op straat. Maar groen is wel een geweldig rustgevende kleur, die de auto allure geeft. En dan weet ik weer waarom groen mijn lievelingskleur is: deze Idéal19 is mooi, magnifiek, chique, statig, elegant en kalm. En toch ook duister. Maar veel minder duister dan zestig jaar geleden! En dat alles in één kleur!
Groot wantrouwen
Ook al zien we nog zoveel groen om ons heen in de natuur, lang geleden was het een hele lastige kleur om te maken. Hij ontstaat door geel en blauw te mengen. Maar in de middeleeuwen bestond er een groot wantrouwen tegen het mengen van kleuren. Er was argwaan tegen alchemisten. De middeleeuwse kunst is perspectiefloos, de vlakken worden gekleurd met één enkele kleur, zonder schaduw of diepte. Bijna zoals mijn kleurplaat bij Zuster Jacobi. Het mengen van kleuren is gebonden aan de regels van gilden. Er was een vergaande specialisatie waardoor makers van blauwe kleuren, geen rode of andere kleuren mochten maken, waarvoor het nodig was ze te mengen. De kleuren werden gemaakt met natuurlijke pigmenten, maar zonder de eenmaal gemaakte kleur te vermengen met een andere.
Het ging zover dat textielwerkers die kleding groen wilden verven, deze niet eerst in een blauwe kleurstof en vervolgens in een gele mochten dompelen. Ze riskeerden een zware straf of boete of zelfs verbanning. Er werd wel groen gemaakt zonder te mengen, bijvoorbeeld van vingerhoedskruid of van netels. Maar deze gaven lang niet de pittige groene kleur, die mensen met smaak, geld en invloed wilden hebben.
Groen heeft in de geschiedenis geen beste reputatie: moeilijk te maken en moeilijk mooi te houden door chemische reacties met andere kleuren en door de samenstelling. In 1775 ontdekt de Zweedse wetenschapper Scheele dat je uit de stof koperarseniet op commerciële basis groen kunt maken; de kleur waar zoveel mensen naar op zoek zijn. Het Scheelegroen blijkt giftig te zijn omdat er te hoge concentraties arsenicum in zitten. En dat terwijl het toepassingen krijgt in behang, textiel, kunstbloemen, suikergoed et cetera. Hoeveel slachtoffers dit groen gemaakt heeft is niet bekend. Een verbod komt er uiteindelijk nooit, maar het is nog slechts mondjesmaat toegestaan. Uiteindelijk wil het publiek geen groen meer in huis. In ieder geval resulteren de problemen met de kleur groen dat mensen verband gaan leggen met de grilligheid van de kleur, de giftigheid en zelfs het kwaad. De uitdrukking gifgroen is ontstaan door giftige eigenschappen van het Scheelegroen uit 1775.
Groen in beeldspraak
Het Latijnse woord voor groen is viridis. Het woord is nauw gelieerd aan groei en leven en het Franse vivre, het Spaanse vivis, het Italiaanse vivere. Groen staat ook voor jong leven, prilheid. Het gaat over de onervarenheid van de beginner. Vandaar zo groen als gras of het ontgroenen van studenten en rekruten in het leger.
Groen is verbonden aan de lente, bij moslims staat groen voor het paradijs en het was de lievelingskleur van de profeet Mohammed. Daarom zie je de kleur zo vaak in de nationale vlag van Islamitische landen. Ook zie je de kleur veel op de vlag van Afrikaanse landen, maar daar staat groen symbool voor de landbouw. Groen is veilig. De kleur wordt gebruik bij nooduitgangen. Het staat voor doorlopen of rijden bij stoplichten en spoorwegseinen. Groen wordt in het buitenland gebruikt naast blauw, op richtingborden in het verkeer.
De laatste jaren is groen ook symbool voor het milieu. Voor producten en processen die goed zijn voor het milieu: groene stroom, groen gas, groene beleggingen. Ook noemen sommige politieke partijen zich groen omdat ze het milieu willen sparen.
Het model
De auto die model staat in deze aflevering van Kleur Bekennen is een ID19 uit 1963. Het is een in België – bij het Brusselse Vorst – gebouwde Idéal19. Technisch gezien is hij gelijk aan een ID19 van de Quai Javel, maar de Belgische heeft een paar luxere details. De cornetten zijn vervangen door de trompetten van de DS; er is een zwart in plaats van een grijs dashboard; de positielichten op de B-stijl zijn anders. De Belgische Idéal heeft hemelbekleding, die de Franse ID helemaal ontbeert. Tenslotte kent de Idéal19 een aluminium zwart gespoten dak in plaats van een ongeverfd wit polyester dak.
De eigenaar is Scheveninger Richard Schmüll; hij koopt de auto in 1989. Richard is dus geen groentje binnen de Citroën ID/DS Club Nederland. De kilometerteller staat op intussen op 90.000. Waarschijnlijk heeft de auto 190.000 kilometer afgelegd. In 2008 heeft hij hem laten overspuiten, maar voor de rest is hij nog in een nagenoeg originele staat, wat voor een Belgische auto best uitzonderlijk genoemd mag worden.
Het jaar 1961
John F. Kennedy wordt president van de Verenigde Staten. In Jeruzalem begint het proces tegen de SS’er Eichmann. Joeri Gagarin is de eerste mens in de ruimte. De televisietoren van Lopik komt in gebruik. Reeds op de eerste dag van de Tour de France verovert Jacques Anquetil de gele trui om deze niet meer af te staan. De bouw van de Berlijnse muur begint. De afgezette Turkse premier Adnan Menderes wordt samen met enkele van zijn ministers opgehangen. Boven het eiland Nova Zembla vindt de tot dan toe grootste nucleaire explosie ooit plaats; het is een Russische waterstofbom met een kracht van 50 megaton. In Staphorst vindt een volksgericht plaats tegen een paar dat overspel zou hebben gepleegd. In de West-Duitse stad Flensburg opent Beate Uhse de eerste seksshop ter wereld. In Nederland gaan de laatste 23 trekhonden met pensioen. Édith Piaf is op de radio te horen met Non, je ne régrette rien en Johnny Hoes zingt Och was ik maar…
Kleurencombinaties (bicolor)
DS19:
Blanc Carrare (AC144)
Gris Argent (AC141)
ID19
Ongelakt polyester
Zwart (AC200) voor Belgische productie
Bekleding combinaties
Jersey Rhovyline
Chamois (ID19 & DS19)
Gris Taupe (ID19 & DS19)
Vert Thuya (ID19 & DS19)
Nylon Hélanca
Rouge (alleen ID19)
Gris (ID19 & DS19)
Marron (ID19 & DS19)
Vert (ID19 & DS19)
Nautilus
Bleu (ID19)
Marron (ID19)
Gris (ID19)