Tekst: Juan Manuel Villalobos voor El Pais
Pablo Picasso bezat nooit een Citroën. Hij had een Panhard-Levassor, een Hispano-Suiza, een Oldsmobile, een Hotchkiss, een Mercedes en een Alfa Romeo. Geen van deze auto’s raakte hij ooit met zijn penseel aan. Die eer viel alleen te beurt aan een blauwe Citroën DS19 die niet eens van hem was. Het gebeurde in de zomer van 1958 bij La Californie, zijn villa bij Cannes met uitzicht op Golfe-Juan en Antibes.
Manuel Mejido was een jonge en ambitieuze Mexicaanse journalist die in Parijs woonde. Een interview met de Spaanse meester zou zijn carrière vooruit kunnen helpen, maar hoe moest hij dat inkleden? Mejido wist dat Picasso een overtuigd republikein was. Hij belde Picasso’s secretaresse en vertelde dat hij het Spaanse Republikeinse Centrum in Mexico-stad vertegenwoordigde. Normaliter terughoudend in het geven van interviews, maakte de kunstenaar een uitzondering. Hij was Mexico dankbaar voor de opvang van Spaanse vluchtelingen in 1939.
Mejido had zelf geen geld om naar Cannes te reizen en leende de Citroën DS van een kennis. Hij nam twee Columbiaanse filmstudentes en een Parijse mee, die de benzinekosten voor hun rekening namen. Samen zouden ze het interview met Picasso tot een documentaire film uitwerken. “Wie is de Spaanse Republikein uit Mexico?” vroeg Picasso toen hij hen zag verschijnen. Ze werden naar de tuin vol palmbomen en eucalyptus geleid en spraken over Picasso’s werk, de Republikeinen en Mexico. Plotseling verdween Picasso.
Pas twee uur later kwam hij terug en was hij verbaasd het groepje ‘documentairemakers’ rustig te zien zitten. “Hebben jullie dan helemaal niets te doen?” vroeg hij hen. “Ik ben altijd bezig. Zelfs wanneer ik slaap, droom ik nog van schilderen.” Als om dat te bewijzen, leidde hij hen naar de DS. Die bleek beschilderd met bladeren, bloemen en een gezin. Picasso lachte en zei: “Ik heb Las Guirnaldas de la Paz geschilderd, de vredeskrans.”
“Geweldig, maestro!” zei Mejido, “alleen jammer dat u het niet gesigneerd hebt.” Picasso antwoordde met een wedervraag: “Wat wil je liever: een schildering van Picasso of een handtekening van Picasso?” Gevat gaf Mejido ten beste: “De twee samen, maestro, vormen een ideale combinatie.” Picasso doopte zijn penseel in witte verf en signeerde het achterspatbord. De eerste Citroën Picasso was een feit.
De vriendinnen maakten enkele foto’s van Picasso, Mejido en de DS. Foto’s die Manuel Mejido nog altijd bewaart. Daarna ging het viertal snel terug naar Parijs. Mejido betaalde zijn kennis ongeveer duizend dollar voor de auto en verkocht hem voor het zesvoudige aan een kunsthandelaar. Sindsdien ontbreekt ieder spoor. Staat de auto nog altijd in een Parijse garage? Was Citroën bekend met dit verhaal toen in 1998, precies 40 jaar later, een miljoenencontract met de Erven Picasso afgesloten werd?
Twee Picasso-experts, Josep Palau y Fabres en Rafael Inglis, zeggen desgevraagd niet van dit kunstwerk te weten. Ook het Musée National Picasso in Parijs is er niet mee bekend. “Dit is een echte zeldzaamheid,” zegt Inglis, die sinds 1989 bij de Picasso Foundation werkt. “Er is geen twijfel aan de authenticiteit van de foto’s van Picasso bij La Californie.”
“Picasso was heel eigenaardig, het was een bijzonder interview,” herinnert Mejido zich duidelijk. Waarom hij de auto direct verkocht, weet hij ook nog: “Ik had het geld dringend nodig.” Dat de auto vernietigd zou zijn, kan hij zich niet voorstellen: “Ik ben in mijn journalistieke loopbaan in heel veel huizen geweest en heb heel veel bijzondere kunstwerken gezien. Deze DS is vast in handen van een kunstverzamelaar.”