Kleur Bekennen
Reacties van lezers
Om te reageren op de artikelenreeks Kleur Bekennen in La Bombe Citroën: stuur een mail met foto naar webredactie@citroeniddsclub.nl
De laatst binnengekomen reacties staan boven aan deze pagina.
Capucine – Tango Rouge
Ik heb het artikel over de kleur Capucine met interesse gelezen. Toen ik las dat eind jaren vijftig deze felle kleur nergens anders te vinden was, moest ik even reageren. De Peugeot 404 is in mei 1960 uitgekomen in een beperkt aantal kleuren: in elk geval wit, zwart, blauw én Tango Rouge. Jawel, Tango dus ook bij Peugeot. Deze kleur werd echter slechts in de eerste paar maanden geleverd. Misschien vond men het toch te frivool bij Peugeot en/of het verkocht niet. Ik las ooit dat alle dealers zo ooit een Tango Rouge-exemplaar kregen.
Ik heb een Peugeot 404 van 5 augustus 1960 (ja, het is de oudste 404 van Nederland). Die was oorspronkelijk lichtblauw (Turquoise), maar al in metallic blauw overgespoten. De auto is door mij geheel gerestaureerd en toen moest ik een kleur kiezen. Ik had al een 404 uit 1961 in de kleur Turquoise, dus dat was niet zo interessant. Nee, dan Tango Rouge! Ik vond dat mijn auto uit augustus 1960 nog historisch verantwoord in Tango Rouge kon worden (late bestelling van een liefhebber….) gespoten. Na veel zoeken vond ik een spuiter die het kon maken.
Het eerste resultaat op een klein plaatje was teleurstellend, het leek op loodmenie. Maar – om een lang verhaal kort te houden – het uiteindelijke resulaat is prachtig mooi. In het uiterst saaie kleurenlandschap is dit een zeer opvallende kleur.
Het is zeer moeilijk om informatie te vinden over de kleur en ook foto’s van een originele auto zijn nauwelijks te vinden. Kortom, al bij de concurrent Peugeot was een dergelijke felle oranje kleur te vinden in 1960.
Wilfrid Hertog
Noot van de auteur Kleur Bekennen: Citroën brengt de kleur Capucine drie jaar eerder op de markt (1957). De Peugeot in de kleur Tango Rouge verschijnt in 1960.
Gris Sable
De kleur Gris Sable is een moeilijk te reproduceren kleur omdat één van de pigmenten uit de kleurformule niet meer gebruikt mag worden wegens de giftigheid. Ik heb deze kleur voor mijn ID19B uit 1967 zo goed mogelijk laten benaderen en dan valt op dat er een duidelijke groentint in zit. Daarom laat de kleur zich zo mooi combineren met de groene bekleding en een aubergine dak. Ook de voorbeelden van Gris Sable op de site van Yves Frélon van Le Nuancier DS tonen de groengele uitstraling. Aan de voorbeeldauto uit het artikel met de originele lak is dus goed te zien wat 55 jaar met de kleur kan doen. (noot van de redactie: het zijn onbewerkte beelden, gemaakt in zeer verschillende lichtomstandigheden, die zeker geen maatstaf zijn voor de daadwerkelijke kleur).
Peter Paul Mastboom
Bleu Monte Carlo
September 2017, het is weer zover. De rommelmarkt van de scouting in het dorp waar ik woon, Nuenen. Uit ervaring weet ik dat je voor jaargangen van tijdschriften beter in de dozen ònder de tafels met boeken en tijdschriften kan kijken. Ook deze editie van de rommelmarkt weer succes!
In een zogenoemde bananendoos trof ik een groot aantal jaargangen van het blad Katholieke Illustratie aan. Altijd leuk! Nu heb ik niet zoveel met welk geloof dan ook maar deze blaadjes zijn altijd interessant. De Katholieke Illustratie probeerde in een tijd van verzuiling en (ogenschijnlijke) sociale harmonie de buitenwereld binnen het Katholieke gezin te brengen. Dit deed men doormiddel van geïllustreerde verhalen voor de jeugd, reportages over binnenlandse en buitenlandse politiek, wederwaardigheden met betrekking tot de Katholieke missie etc. Voor mij als geschiedenis docent is het prachtig personen als Chroesjtsjov, De Gaulle en Kennedy de revue te zien passeren. Al bladerend door de diverse jaargangen zie je het tijdsbeeld kantelen. Het bisschoppelijk mandement uit 1954 versus de meer vrijzinnige opvattingen van bisschop Bekkers uit 1963. Het aantal advertenties neem toe, de consumptiemaatschappij rukt op. Je ziet de Katholieke kleur langzaam maar zeker verbleken. In de jaargangen van de jaren zestig komen stripverhalen voor waarin je regelmatig diverse modellen Citroëns kunt aanschouwen. Ook in reportages komt Citroën soms aanbod. De jaargang van 1956 toont de introductie van de DS19 en passend bij de in deze rubriek beschreven kleur is een artikel uit de jaargang 1959. ‘Franse triomf in Monte Carlo’ staat er bij de foto waarop Claude Desrosier en Paul Coltelloni gebogen onder motorkap van hun ID19 staan. Kortom jaargangen van de Katholieke Illustratie vullen mijn verzameling Citroënartikelen altijd aardig aan. Genoeg knip en plakwerk na zo’n vondst.
De bijgevoegde foto komt uit de editie van juni 1965. We zien (als ik goed gekeken heb) een DS19. Een eerste neus zonder asbakken, in de kleur Bleu Monte Carlo. De auto ziet er wat shabby uit. De nummerplaat is gedeukt, de kleur wat dof en vader of moeder heeft iets te scherp ingeparkeerd kijkend naar de krans van beschadiging op de wieldop. De bijgevoegde tekst is gewijd aan het verzamelen van allerlei kleinigheden, in dit geval reclamespeldjes. Een bezigheid die in de jaren vijftig en zestig populair was bij de jeugd en de Katholieke goedkeuring kon wegdragen. De DS19 op deze foto is een echt gebruiksvoorwerp en heeft nog niet de sacrale status die wij haar toedichten. Lekker scherpe speldjes uitwisselen op de motorkap van papa’s auto, een paar krasjes in de lak doen er niet toe.
Opvallend is dat de schrijver van de begeleidende teksten blijkbaar het verschil tussen jongens en meisjes niet zo goed kan zien.
Bas van Weert
Rouge Estérel (3)
De liefde voor het verzamelen van drukwerk is altijd gebleven en na een bezoek aan menig beurs of rommelmarkt kom ik nog steeds thuis met bladen en folders uit lang vervlogen tijden. Wat hier na mijn aardse bestaan mee moet gebeuren is voor mij en mijn gezin een raadsel. Het begint een enorme hoeveelheid te worden. Tijd om alles te sorteren en rubriceren heb ik nog niet gehad. Er zomaar in grasduinen is een veel leuker tijdverdrijf. De kleuren van de aangekocht omslagen blijven echter wel hangen en ik wist dat ergens in een van de archiefdozen een rode DS te vinden was.
Even speuren en voilà, een Autovisie, 5e jaargang, nummer 24 gedateerd op 25 november 1960. Op de omslag een Citroën DS in de kleur Rouge Estérel met zwart dak een rood jersey interieur. De kaft van het blad is een beetje beschadigd maar na 57 jaar en twee maanden is dat geen schande. Het blaadje ziet er verder nog strak uit.
Wat opvalt aan veel Nederlandse autobladen uit de jaren vijftig en zestig is dat er geen directe relatie is tussen de afgebeelde auto op de kaft en de inhoud van het blad. Vaak komen de op de voorkant afgebeelde wagens niet terug in het blad zelf. Bij vroege edities van het blad Autokampioen is de kaft zelfs louter reclame. Ook in deze novembereditie van Autovisie is geen artikel met betrekking tot de Citroën van de voorkant te vinden. Des te leuker is de advertentie van de Nederlandse Spoorwegen op pagina 36. Onder de titel ‘verstandige mannen’ verkondigen de NS dat verstandige mannen zich niet laten ‘afjakkeren’ en men beweert dat ook Uw vrouw het veel prettiger vindt als U voor langere afstanden de trein neemt. Onzin! Voor langere afstanden pakt men natuurlijk de Citroën DS. lekker comfortabel met een pijp in je mond over ‘s heeren wegen scheuren. Druk was het toen toch niet op de weg.
Oh ja, voor 90 cent was het blad van jou.
Rouge Masséna (AC423)
Rouge Estérel (2)
Rouge Estérel is een kleur die heel goed werd nagemaakt door het Franse speelgoedmerk GéGé op hun DS19. Het model is in de schaal 1 op 18 en dateert ook uit 196o, net zoals de echte. Het heeft een Blanc Carrare dak en Gris Éléphant interieur. Dit is een van de weinige voorbeelden die ik kan noemen uit de DS-speelgoedperiode de l’époque. Maar wel een goede als het om de kleur gaat. Het model is gespuitgiet in kunststof. Ik ken het in slechts twee aandrijvingsvarianten. Het bezit een ‘clockwork’-mechaniek, of een elektrische aandrijving.
Marten Boersma
Rouge Estérel (1)
Niels Debey stuurde naar aanleiding van het artikel Rouge Estérel in het februari-nummer La Bombe Citroën bijgaande variatie op de brochure met de modellen gekleed in de bekledingsstoffen van de Citroën DS.
Beige Albatros (AC087)
Voor mij de mooiste: perfecte balans met grijs dak, grijze raamrubbers en getinte ramen die destijds op mijn break origineel waren in de Verenigde Staten vanwege de airconditioning (zie foto).
Vert Argenté (AC527)
Gris Cyclone (AC119)
De aankoop van deze auto heb ik bewust meegemaakt. In de showroom van Garage Van Boxmeer in Sint-Oedenrode stond een DS op een verhoging. Een grijze derde neus met ronde tellers in het laatste dashboard. Wat me bij is gebleven zijn de diverse controlelampjes rondom de rode STOP-lamp. De lampjes lichtte in het schijnsel van de showroom feestelijk op en ik vond dat mooi. Ook lagen er in ons dorpje Nuenen wat wrakken van snoeken in een tuin achter een huis aan de rand van het dorp. Geen benul om even aan te bellen voor een mooie wieldop of ander souvenir. Dat durfde ik niet.
Wat ik wel durfde, en steeds meer deed, was boeken kopen en plaatjes verzamelen van DS’en. Tot ik in 1997 besloot mijn eerste D-model te kopen, een DSuper. Een fijne auto in de kleur Beige Albatros (AC087) uit 1971. Blij en trots heb ik als twintiger jarenlang in deze derde neus rondgereden. Het was geen koopje en dat loonde zich in de vorm van weinig storingen. Twee keer mee naar Zuid Frankrijk gereden. Leuke vakanties met veel bekijks.
Na een kort avontuur met een 1e type CX (blanc meije) komt mijn huidige ID19B in beeld. Na lang zoeken en veel auto’s bekeken te hebben loop ik via marktplaats tegen een ID19B van september 1966 aan. Snel gebeld en ben gaan kijken. Dit was de auto die ik zocht! Volledig origineel (op wieldoppen en sierstrips na), weinig kilometers en en mooie combinatie van kleuren. Het plaatwerk heeft de kleur Gris Cyclone (AC119) en het dak is van ongespoten polyestervezel. Het interieur is rood en strak en staat prima bij het grijs aan de buitenkant. Ik heb de ID nu 11 jaar en heb op wat startmotorproblemen na (gelukkig hebben we de slinger!) geen problemen met de auto gehad.
Ik heb een aantal jaren geleden de grote wieldoppen vervangen door de kleinere petten die er eigenlijk op horen. Persoonlijk vind ik dat mooier omdat je dan het lichtgrijs van de velgen mooi in combinatie ziet met het lichtgrijze dak en het donkergrijs van het plaatwerk ertussen.
Op de foto hierboven staat onze ID op het erf van onze Franse buurman -monsieur Lonu- te rusten. 800 Kilometer van Nuenen, door de Ardennen naar Bourgondië. Goed gedaan! Deze gaat nooit meer weg.
Gris Ardoise (AC105)
In de nieuwe serie over Citroën ID/DS kleuren zou ik willen vragen of jullie een artikel zouden willen wijden aan de kleur Gris Ardoise (AC105). Wij hebben onze volledig gerestaureerde snoek ‘na een hevige echtelijke strijd’ uiteindelijk in deze unieke kleur laten spuiten en ze is prachtig geworden. Zoals jullie weten is deze kleur alleen in modeljaar 1963 verschenen. Je ziet daarom zelden of nooit een snoek in deze kleur rijden. We realiseren ons overigens dat deze kleur niet past bij onze auto met bouwjaar 1971 maar wat maakt ‘t uit. Aardig is dat de kleur van het dak -Blanc Meije (AC088)- de oorspronkelijke kleur van de moederauto was.
Eric van Scherpenzeel
Gris Palladium (AC108b)
Net als veel clubleden is ook aan mij het Citroën virus genetisch doorgegeven. Grootvader kocht tussen 1960 en 1970 om het jaar een nieuwe DS en reed later in een van de eerste GS’en. Vader (die het iets minder breed had) reed eerst Eend, vanaf 1969 Dyane en later Visa 2-cilinder. Dus toen eind jaren 80 de tijd (en mijn beurs) rijp was om een serieuze klassieker te kopen, moest dat een DS worden.
Als voorbereiding op de aankoop ben ik eerst maar eens lid geworden van de Citroën ID/DS Club Nederland, heb flink wat evenementen afgelopen en ook vooral veel gepraat met DS-rijders op de maandelijkse sleutelzaterdagen van de regio Noord Holland, die toen nog in een boerenschuur te midden van de weilanden bij Hoofddorp werden gehouden (inmiddels heeft Hoofddorp die plek onherkenbaar volgebouwd). Door middel van al die observaties, uitleg en adviezen werd het profiel van de toekomstige aankoop gevormd. Gelukkig ben ik technisch vrij goed onderlegd, zowel theoretisch als praktisch, en had ik in de jaren 80 al eens een auto uit 1972 volledig gerestaureerd, dus kon ik wel kaf van koren scheiden. Volgens dat profiel moest het bouwjaar liggen op het kantelpunt in de tijd tussen de ingenieurs en de controllers. Het jaar waarin de techniek het meest uitgerijpt was, maar het bezuinigen op toegepaste materialen en ontwerpen nog niet had toegeslagen: 1968. Het oude grijze dashboard met de lintteller en de vele chromen ronde knopjes, de nieuwe gestroomlijnde neus met de meedraaiende verstralers, de DX motor, het groene systeem… Natuurlijk moest het een Hydraulique worden, die bekrachtigt het onderscheid tussen de DS en alle andere klassiekers. En als je een DS koopt, was de gedachte, koop er dan gelijk eentje met alles er op en er aan, dus een Pallas. En met die Pallas, kwam dan ook direct de kleur: AC108b Gris Palladium, de ultieme kleur voor de DS Pallas, zoals Rob Hoen in La Bombe van januari 2018 aangeeft. Het resultaat van dat keuzeproces kwam dus tot stand rond 1990, in een tijd dat het Nederlandse wagenpark nog veelkleurig was. Zwart was voor taxi’s en ‘met een witte blijf je zitten’ was binnen de autohandel een veel gehoorde kreet. Niemand reed toen in een witte of zwarte auto, en een enkeling in een grijze. Hoe anders is het nu!
<<Smaken verschillen en veranderen…>>
In 1990 was het kopen van een DS niet zo’n probleem. In Amsterdam stond er op iedere hoek minstens een en in het dagelijkse verkeer kwam je ze veel tegen. Vaak was het Franse import, maar er reden ook nog veel originele Nederlandse auto’s rond. Er waren in die tijd veel in DS gespecialiseerde handelaren en de zaterdag-Telegraaf stond er vol mee. Dus na wat bezoekjes en proefritjes, en na zelf ook een ‘gevraagd-advertentie’ te hebben gezet, kwam de uiteindelijke auto in beeld. Zij/hij stond al 15 jaar achterin de loods van een handelaar (deel 3 van 1976 achter de voorruit) die hem ‘het is er al 15 jaar niet van gekomen en nu ben ik er te oud voor’ had willen opknappen en voldeed volkomen aan het profiel. Aangekocht, half uit elkaar gehaald, schades linksvoor een rechtsachter laten repareren, mechanisch veel vervangen en weer opgebouwd. Zoals Rob Hoen in zijn artikel ook al uitlegde was de 22 jaar oude lak dof. Vanwege die schades moest zij/hij toch worden overgespoten, dus dat moest gelijk maar goed gebeuren. Dat overspuiten kostte 10.000 gulden. In die tijd was dat heel veel geld voor een spuitbeurt. Maar nu, ruim 25 jaar later, worden er nog steeds positieve opmerkingen gemaakt over hoe goed die auto in de lak zit, dus het is iedere cent waard geweest. Omdat de auto toch uit elkaar lag konden het dak en de keienvanger los van de auto gespoten worden. Alles in AC108b Gris Palladium dus. Een prachtige combinatie met dat groene glas en het groene interieur. Daarna was het lekker om te zweven over ’s Heren wegen en te genieten van dat zilvergrijs, dat zoveel mooier is dat dat goedkope wit van een DSuper, dan dat lelijke groen van een Pallas uit 1972, of het toppunt van lelijkheid: Brun Scarabée.
Na de millenniumwisseling kozen steeds meer eigenaren van nieuwe auto’s voor wit, zwart of een grijsvariant. Ook heb ik de indruk dat veel DS’en die oorspronkelijk een andere kleur hadden, in grijs zijn overgespoten. De kleur van mijn DS valt eigenlijk helemaal niet meer zo op. Het is een letterlijke grijze muis geworden. Door een opmerking van mijn vrouw werd ik een jaar of vijf geleden met de neus op de feiten gedrukt. Er was een Franse dag georganiseerd in het midden van het land en de verschillende regio’s van de ID/DS Club hadden bedacht om daar in een paar colonnes naar toe rijden. Ook andere clubs voor klassieke Franse auto’s zouden acte-de-présence geven. Onder het mom van ‘het gaat niet over auto’s, het gaat over Frankrijk dus wijn, eten, vakantie, et cetera’ had ik haar overgehaald om mee te gaan. ‘Maar’, zei ze, ‘waarom zouden we met die grijze DS gaan? Daar zijn er zo veel van. Zo veel DS’en en vooral zo veel grijze DS’en. Waarom gaan we niet met die blauwe auto?’ Die blauwe auto is een Matra uit 1969, ook Frans en van een type dat is geleverd in allerlei vrolijke basiskleuren, vooral knalgeel en fel oranje. Toen ik later over het parkeerterrein van het evenement liep, bleek dat ze helemaal gelijk had gekregen. Er waren een paar dozijn Peugeots en Renaults, een Panhard, een straatnaambord-blauwe Matra en 100 DS’en, waarvan minstens de helft in een of andere vorm van grijs.
Dus eigenlijk ben ik een beetje uitgekeken op dat AC108b Gris Palladium! Als ik dan dat prachtige diepe rood zie van de DS op de redactionele pagina 3 van La Bombe Citroën 374 van afgelopen januari, dan droom ik weg. Die rode DS die nog slanker en langer lijkt omdat het lichtgrijze dak wegvalt tegen de achtergrond. Die markante oude neus met verstralers. Of die bekende Citroën publiciteitsfoto met een rode DS in een geel korenveld. Of zo’n lichtgele break met tweede neus. Of een donkergroene, maar dan geen metallic lak. Citroën heeft de DS in zoveel mooie kleuren geleverd.
Nee, mijn DS is niet te koop. Die blijft, totdat de dood ons scheidt. Maar als het keuzeproces op dit moment zou worden doorlopen, dan zou het waarschijnlijk leiden tot een ander resultaat.
Jan Bak
Ambulance-kleuren
Wit (bijvoorbeeld Blanc Meije AC088) is niet de enige kleur waarin de DS als nieuwe ziekenwagen rondreed: dat varieerde bij de eerste en tweede neuzen van Bleu Pacifique (AC607) en geelgrijs Gris Sable (AC104) tot het bonte beigebruin (AC306 Ecaille Blonde in de kleurenfilm ‘Hibernatus’ van Louis de Funès). Tot en met de tweede neus mochten de (particuliere) ambulances geen blauw knipper- of zwaailicht voeren. Dat laatste was voorbehouden aan overheidsdiensten brandweer en politie. En omdat de overheid zich toen nog niet met de ziekenbroeders bemoeide waren er dus ook nog geen wettelijke eisen aan de kleur van de ziekenwagen.
Einde jaren 60 kwamen er wel eisen aan het ambulance-vervoer (o.a. aanwezigheid van zuurstof an minimale hoogten) en daarmee werd (langzaam) de kleur wit een standaard. Dat verklaart waarom de meeste derde neus DS ambulances wit zijn. Overigens reed het rode kruis in Frankrijk in de jaren ’70 met een hele vloot donkerblauwe derde neus ambulances.
Hoewel ook Citroën een standard kleur voor ‘Rouge Pompiers’ heeft (AC445) is deze niet op de DS break geleverd. Toch reden ze (nieuw geleverd) in het brandweerrood rond. Menig DS ambulance kreeg namelijk na een af-Citroën fabriekslaklaag er gewoon eentje extra bij. Ambulance fabrieken (Akkermans, Baboulin, Carrier, Collet, Currus, Delhorme, Filca, Fisher, Miesen, Petit en Visser), vervolmaakten de standaard laagdaks ID/DS break met extra brancards, toeters en bellen en soms ook een geheel vergrote carrosseriën. Een van die extra’s was ook een kleur naar wens.
Een mooi voorbeeld is een Rouge Pompiers Currus rehaussée verhoogd dak ambulance met een af-Citroën fabriek wit kleurplaatje Blanc Meije (AC088). Een ander mooi voorbeeld is een 1961 rode DS laagdaks ambulance, die in dat jaar helemaal niet (af-Citroën) in het rood verkrijgbaar was.
Vert Illicinée (AC521)
Elke DS is natuurlijk altijd prachtig, alleen met sommige kleuren komt de auto minder tot zijn recht. De mooie, zachte en vrolijke kleuren komen naar mijn mening prachtig uit op een eerste neus, maar op de de derde neus toont dat toch minder. Mijn eerste DS20 had de veel voorkomende kleur Gris Nacré (AC095) met ‘n zwart dak. Een heerlijk rijdende auto. Mooi maar met een weinig sprekende kleur. Nu genieten wij alweer vele jaren van een echte groene DS21 in Vert Illicinée (AC521) met de dakkleur Gris Argent (AC412), bouwjaar 1968 gebouwd in Vorst, België.
Peter Post
Ik heb al lang een voorkeur voor blauwe auto’s en mijn huidige vier Citroëns hebben alle een blauwe kleur. Overigens is dit alleen bij de moderne Picasso een bewuste keuze, want de rest was puur toeval. Ik heb een Traction uit 1954 in Bleu Nuit (AC601) die de auto een sjieke uitstraling geeft. Vorig jaar kocht ik een ID19P Confort uit 1963. Die stond als sinds 1983 in een Franse schuur opgeslagen. De eerste 20 jaar van haar actieve leven werd er 122.000 km mee afgelegd in Parijs en later in de Lozère. Na het overlijden van de eigenaar werd ze door de familie bewaard tot vorig jaar. Onder de dikke laag stof kwam een prachtige en originele auto tevoorschijn in de kleur Bleu d’Orient (AC616), met een Jersey Blue Royal interieur in ongeschonden staat. Het lakwerk vertoont natuurlijk wel de nodige gebruikssporen en wat lichte roestplekjes. Deze ID19 heeft op 10 oktober 1963 de fabriek verlaten.Echter, volgens de boeken was deze kleur toen nog niet leverbaar. Gezien de originele staat van de auto lijkt het mij echter onwaarschijnlijk dat ze in de eerste 20 jaar van haar bestaan is overgespoten.
Pim Berends
Capucine (AC303)
Een leuk idee de kleur van de DS. Mijn Break is van 1973 toen we klaar waren met de restauratie hebben we gekozen voor AC303 (Capucine) en AC136 (Gris Rosé); we wilden ook graag een echte opvallende jaren 60 retrokleur, omdat we allebei ook echt iets met die tijd hebben (beide geboren in 1956). Het mooie is dat deze kleur van 1957 is en het roept wel vragen op bij veel mensen. De een zegt oh, wat mooi! En er zijn er die het het spuuglelijk vinden. Maar zelf vinden we de combinatie met onze oude KEMA-caravan prachtig en uiteindelijk doe je het voor jezelf en beleven er al een aantal jaren heel veel plezier aan.
Harry en Vinanda Weij
Blanc Carrare (AC144)
Onze auto heeft de kleur AC144, Blanc Carrare. Wij vinden de combinatie met het rode dak en de rode bekleding gewoon super!
Piet Nelis