Kleur Bekennen
Tekst Rob Hoen
Foto’s Rob Hoen, Maus Hoen, Pictorial Press Ltd/Alamy, Dennis Stock/Magnum, Collectie Ward Hagenaar
Drone-film Lukas Boekhoudt
Dit is een verhaal over een autokleur in een tijdperk dat de meeste auto’s nog zwart of minstens donker van kleur zijn. Als het om fotografie gaat, verbind ik deze kleur altijd met het contrastrijke zwart-wittijdperk en nog meer met de aflopende periode van de sobere jaren van wederopbouw in Frankrijk en West-Europa. We schrijven 1957. Je zult maar op het terras zitten van het beroemde existentialistenlokaal Café de Flore in Parijs. Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir zijn al lang naar huis. Albert Camus heeft zojuist wankelend het café verlaten. Je wacht met je prille liefde op de dageraad in Saint-Germain-de-Prés. Er gloort al een beetje licht, maar nog lang geen zon. En dan, om half vijf ’s morgens, rijdt daar opeens een knaloranje auto voorbij over de Boulevard Saint-Germain. Heb ik dat wel goed gezien? Ben ik bedwelmd door te veel alcohol? Of is dit een droom? Over een speelgoedauto? Die kleur, die is als een duveltje uit een doosje. Capucine!
Dit is de vijfde aflevering van Kleur Bekennen. Die gaat over de kleur Capucine (AC303). Geleverd in de modeljaren 1957 en 1958 op uitsluitend de Citroën ID19 Confort en Luxe. Het dak is altijd in ongelakt wit polyester. Kijk hier voor alle afleveringen uit deze reeks.
Zijn tijd vooruit
Capucine is niet de eerste echt felle kleur die op de Citroën ID en DS geleverd wordt. Dat is Vert Printemps (AC505), een heel helder voorjaarsgroen. In 1989 interviewt Citroën-kenner Fabien Sabatès de man die betrokken is geweest bij de assemblage van de drie voorserie DS’en voor de Autosalon van Parijs in 1955, André Colin. Sabatès vraagt hem wie de kleur bepaalde van deze auto’s. Daarbij is een exemplaar in de kleur Vert Printemps. ,,Het was Robert Michel die verantwoordelijk was voor de lak- en de interieurkleuren. Hij besliste. Ivoorwitte lak met een zwart dak en een rood interieur voor de ene. Een aubergine carrosserie en een groen dak met oranje interieur voor de andere. De tinten waren redelijk klassiek. Behalve een groene DS die pijn aan je ogen deed!’’ Twee jaar later komt Robert Michel met Capucine, een echte signaalkleur. Nog harder dan het Vert Printemps van modeljaar 1956. Kijk maar naar de gefilmde luchtopnames gekoppeld aan de QR-code hiernaast..
De kleur oranje voor een auto in de jaren vijftig voelt als een anachronisme, iets dat uit de toon valt, z’n tijd vooruit is. Die kleur is voor deze tijd heel bijzonder. Oranje is dan nog lang geen modekleur. Je zou Capucine veel eerder in de jaren zeventig verwachten, na het tijdperk van de flowerpower. Als de oranje en bruine broodtrommels van Brabantia in de keuken staan; het liefst beplakt met gestileerde roze bloemen uit het hippietijdperk. Ik kan geen enkel automerk vinden dat al zo vroeg met een zo felle kleur komt. Behalve de Amerikaanse Edsel Pacer, die in 1958 op de markt komt in de kleur Sunset Coral. Maar deze kleur is veel meer pastel, niet zo helder oranje als Capucine.
Het duurt nog tot halverwege de jaren zeventig voordat Citroën weer met oranje kleuren komt wanneer die dan ook echt in de mode zijn: Orange Ténéré (AC329) voor de 2CV en de GS tussen 1973 en 1975, Orange Ibiza (AC322) voor de GS in 1978 en Mandarine (AC437) voor de Citroën CX in 1978 en voor de 2CV in 1979 en 1980.
Mandarine
Oranje is een kleur die je eerder op kleine auto’s verwacht. Hij doet speelgoedachtig aan. Vrolijk en uitbundig, niet iets voor grote, luxe auto’s. Toch brengt Citroën deze kleur op het model CX voor het modeljaar 1978. De bekleding is – hoe kan het anders – bruin. Dat is geheel volgens de heersende modetrends. Enkele modellen staan bij Nederlandse dealers in de handelsvoorraad. De auto’s blijken niet te verkopen. Ze zijn zo onverkoopbaar dat ze ten einde raad overgespoten worden in een andere, meer gangbare kleur. En dat ondanks het feit dat de combinatie oranje met bruin heel erg modieus is in die tijd. Blijkbaar slaat de kleur niet aan bij het ‘hogere’ segment klanten voor deze auto’s. Dat zijn doorgaans toch de meer vermogende en wellicht wat conservatiever ingestelde klanten, die meer gaan voor de donkergrijze en diepbruine CX’en en minder voor het uitgesproken wulpse oranje. Die Mandarine CX’en zijn nu een regelrechte rariteit geworden. Autokopers kunnen dus qua kleurkeuze behoudende consumenten zijn. Hoewel Citroënrijders je altijd graag anders willen doen geloven. In de jaren vijftig is de Capucine ID19 geen verkoopsucces geweest, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de zwarte ID’s.
Soberheid
In de jaren vijftig kondigt de nieuwe welvaart zich weliswaar aan, maar soberheid blijft de boventoon voeren. Nederland en West-Europa herstellen zich nog steeds van de Tweede Wereldoorlog. De wederopbouw vraagt veel van de bevolking. Er is woningnood en er wordt op grote schaal bij elkaar ingewoond. En dat zal nog wel even zo blijven. Een auto is nog maar voor weinig mensen weggelegd. In de buitenwijken van iedere stad staan op straat maar enkele auto’s geparkeerd. Brommers, scooters en fietsers domineren het straatbeeld. Ze zijn populair en betaalbaar. De nadruk ligt niet op individuele welvaart, maar op collectieve voorzieningen, zoals de Algemene Ouderdomswet, die in 1957 in werking treedt. Er is veel werk te doen. Overal in Nederland ontstaan geleidelijk nieuwbouwwijken. Vaak eenvormige, gestapelde woningen in de vorm van flats. Nu kijken we daar met een zeker afgrijzen naar, maar toen was je in de zevende hemel als je niet meer als pas getrouwd stel bij je ouders in een veel te kleine woning in een binnenstad hoefde te wonen. Er komt een einde aan de handelingsonbekwaamheid van de vrouw. Voortaan mag ze, eenmaal getrouwd, blijven werken en hoeft ze haar man geen toestemming meer te vragen als ze een bankrekening wil openen.
Plan Pons
Het ‘Plan Pons’ illustreert de soberheid van het naoorlogse Frankrijk als het gaat om de auto-industrie. De naam verwijst naar de ingenieur Paul-Marie Pons, die de Franse automobielindustrie gaat hervormen. Want tijdens de Tweede Wereldoorlog staat ook de Franse economie in het teken van de oorlogsindustrie. De auto-industrie levert – met Louis Renault voorop – aan de Duitse oorlogsmachine. De ontwikkeling van personenauto’s staat stil. Citroën heeft zelfs de prototypes van de 2CV verstopt voor de Duitsers. Het Plan Pons dateert uit 1946 en is een variant op de planeconomie die we kennen van de Sovjet-Unie. De overheid schrijft voor wie wat mag produceren. Citroën mag van de overheid met de Traction Avant de duurdere en grotere auto’s bouwen, Renault en Peugeot krijgen het middensegment toegewezen en tenslotte maken Simca en Panhard de goedkoopste auto’s. Renault is na de oorlog genationaliseerd en heeft sowieso geen eigen regie meer. Eenvoud en soberheid zijn troef; staal staat op de bon. De overheid bepaalt voortaan wie wat krijgt en wat zij daarmee mogen maken.
Voor de komst van de DS19 in 1955 maakt Citroën slechts twee modellen: de 2CV en de Traction Avant. De fabrikanten van exclusieve automobielen zoals Salmson, Talbot, Delahaye en Delage krijgen niet of nauwelijks staal toegewezen voor de fabricage van luxe auto’s. Deze merken verdwijnen daardoor snel van het toneel. Dat verklaart trouwens ook waarom de Franse auto-industrie anno 2018 geen exclusieve auto’s bouwt.
Al vroeg in de jaren vijftig laat de Franse overheid de teugels vieren. En daarmee komt de weg vrij voor de verdere evolutie van de Citroën DS. Het ontwikkelen van deze auto was al voor 1940 begonnen en is in de jaren na de oorlog in alle stilte verder gegaan. Er gloort een revolutie op autogebied als de Citroën DS in 1955 het daglicht ziet. Frankrijk zal zijn industriële vermogen demonstreren aan de wereld en de DS gaat het straatbeeld in West-Europa definitief veranderen. Zie het maar als de markering van het einde van de Franse naoorlogse soberheid. De nieuwe, bereikbare welvaart en de ingetogen jaren van de wederopbouw bestaan voortaan naast elkaar. Daarvan getuigen ook de Parijse straatbeelden van beroemde straatfotografen als Henri Cartier Bresson, Robert Doisneau en William Klein, om maar een paar voorbeelden te noemen. Er spreekt hoop en vertrouwen uit hun beelden, ook al worden de foto’s geschoten in zwart-wit.
Capucine
Capucine is de Franse naam voor de Oost-Indische kers (Tropaeolum Majus) die fel oranjerode bloemen draagt. Oranje bloemen komen in de natuur niet heel veel voor. Die Oost-Indische kers is een eenjarige, kruipende plant. De bloemen zijn eetbaar en doen qua smaak nog het meest denken aan mierikswortel. Omdat de Oost-Indische kers bladluizen aantrekt wordt hij gebruikt om op natuurlijke wijze ongedierte weg te houden van andere planten of groenten. Daarom vind je ze vaak in moestuintjes.
Opvallend is dat Citroën destijds de kleur in haar interne communicatie Tango noemt. Blijkbaar is dit de werktitel van deze kleur of zijn er plannen om de kleur zo te noemen. Het wordt uiteindelijk Capucine.
Hoewel de kleur Capucine op geen enkele andere kleur lijkt uit die jaren, wordt ze vaak verward met Écaille Blonde (AC306), die op de DS-modeljaren 1959 en 1960 te vinden is. Die onduidelijkheid over het kleurverschil is er ten tijde van de productie van deze modellen in ieder geval niet. Die komt pas later als door veroudering en verkleuring van het oude, vaak goedkope drukwerk van brochures en ander publiciteitsmateriaal de kleuren vergaan en daardoor erg op elkaar gaan lijken. Écaille Blonde is schelpen-bruin en zeker geen oranje. De kleur van de beroemde foto van een ID19 op oranje bollen in een meertje wordt vaak verward met Capucine, maar is in werkelijkheid Écaille Blonde.
Dinky Toys en koekjes
Die kleur oranje doet mij denken aan een van mijn allereerste DS19 Dinky Toys, die ik krijg als ik 5 jaar word. Die heb ik cadeau gekregen voor mijn verjaardag en is waarschijnlijk gekocht in het kleine warenhuis van Maussen in de Wijcker Brugstraat in Maastricht. Ik weet het nog goed: de
eerste dagen staat hij ‘s nachts naast mij op het nachtkastje. De gulle gever moet gedacht hebben dat vooral deze kleur kleine kinderen aanspreekt. Want dit modelletje is ook in het groen en beige verkrijgbaar. Het is een feestelijke kleur zoals de Capucine ID19 met ballonnen en kind, die het omslag van het blad De Auto (CURSIEF) van de Koninklijke Nederlandse Automobiel Club van november 1958 siert. Het meisje dat op het dak van de ID19 zit, is later in de foto gemonteerd. Een van haar benen loopt achter het stuur van de auto door, terwijl ze op het dak van de auto zit. Maar dat doet verder niets af aan de uitbundige kleur.
Die Dinky Toys worden gemaakt in Frankrijk en Groot Brittannië, de ID natuurlijk in Frankrijk. Ze zijn gemaakt van Zamak. Dat staat voor zink, aluminium, magnesium en koper. Zink is het belangrijkste bestanddeel. Het heeft een laag smeltpunt en is zeer geschikt voor het gieten van modelautootjes. Zamak wordt bij verhitting dun vloeibaar. Daarmee kan het goed en fijn gedetailleerd gegoten worden en is daarom geschikt als grondstof voor Dinky Toys. In mijn studententijd in Utrecht verf ik mijn oude fiets oranje zodat ik hem sneller kan vinden in de overvolle fietsenstallingen en denk dat een opvallende fiets minder snel gestolen wordt.
Die kleur Capucine verbind ik ook met de Chamonix-Orange biscuits. Dat zijn koekjes gemaakt door de Franse koekjesfabriek l‘Alsacienne. Ze zijn gevuld met een oranje gelei en die is weer bedekt met oranje glazuur. De biscuits zijn mierzoet en smaken naar sinaasappels. Ze zitten in een doos met twee lagen met daartussen bedrukt zilverpapier. Dit koekje wordt bedacht in de jaren dertig en is geïnspireerd op de Nonette. Dat is een cakeje gemaakt van peperkoek, gevuld met oranje marmelade en honing. Ik zie de doos met die koekjes thuis nog altijd op tafel staan en volgens mij is deze Capucine Dinky Toy nog steeds kleverig van mijn kinderhanden. Dit autootje staat ook nu nog steeds bij mij thuis in de vensterbank, met harde witte rubberen bandjes. Door ouderdom zijn ze uitgedroogd. Chamonix biscuits worden nog steeds gemaakt door de Franse koekjesmaker LU (Lefèvre-Utile) van Danone.
Oranje Boven
Oranje is een combinatie van rood en geel. Voor veel mensen is oranje een zeer warme kleur, die als minder agressief wordt ervaren dan rood. Voor ons Nederlanders heeft oranje een extra betekenis. Ook al ben je niet koningsgezind, landgenoten hullen zich van top tot teen in het oranje wanneer nationale teams van welke sport dan ook spelen. Al zal dit met de huidige prestaties van het Nederlands voetbalelftal wat minder zijn. En dan heb ik het nog niet eens over koningsdag: Oranje Boven!
De Nederlandse vlag is aanvankelijk oranje-wit-blauw. Het moet natuurlijk lijken op de oranje banden op het kostuum van Willem van Oranje, zoals Anthonie Mor hem schildert in 1554. Maar het wil maar niet lukken om in die tijd een kleurbestendig oranje te maken. De kleur vergeelt of wordt rood, waardoor uiteindelijk voor rood-wit-blauw gekozen wordt.
Maar het gaat verder dan dat: de bekende worteltjes die we eten zijn oorspronkelijk bittere knollen uit Zuid-Amerika. Die zijn meestal geel of paars van kleur. Tegenwoordig zijn deze wortels weer kopen bij de biologische winkel. Maar in de 17e eeuw veredelen Nederlandse boeren de peen net zo lang, totdat ze uiteindelijk oranje zijn en zoeter smaken. Die oranje wortelen vinden wij nu de gewoonste zaak van de wereld, maar ze zijn oorspronkelijk niet oranje.
Hollanders veroveren New York op de Britten in 1673 en in een overwinningsroes noemen ze de stad Nieuw Oranje. De bezetting houdt niet lang stand en gaat wordt via een verdrag zonder wapengekletter weer aan de Britten gegeven. Maar de vlag van New York heeft nog steeds een oranje band die hieraan herinnert.
Maar Capucine heeft geen Nederlandse wortels. Of het moet zijn dat André Citroën Nederlandse voorouders heeft. Waar Citroën destijds de kleur vandaan gehaald heeft zal een raadsel blijven. Het is zonder meer de meest gedurfde kleur die op een Citroën DS geleverd is.
Germaine Lefèbvre als Capucine
Een oranje Citroën ID is niet iconisch. Een zwarte DS is dat wel, zoals een Ferrari rood behoort te zijn. Dat komt omdat Capucine een te uitzonderlijke kleur is voor een auto in de jaren vijftig. En de weinige ID’s met deze kleur verdwijnen weer snel uit het straatbeeld. Vraag aan iedere Franse tijdgenoot waar hij als eerste aan denkt als je de naam Capucine noemt, dan noemt hij zeker niet de Citroën DS.
Fransen denken bij Capucine onmiddellijk aan de mooie actrice Germaine Lefèbvre, die in de jaren vijftig op het Franse witte doek furore maakt. In die tijd is ze ook nog actief als fotomodel voor Givenchy en Dior. Als actrice maakt ze haar debuut in 1949 in de film Rendez-vous de Julliet. Ze trouwt met haar tegenspeler, het huwelijk houdt maar acht maanden stand. Ze zal nooit hertrouwen. Later speelt ze in films als de The Pink Panther (1963) met Peter Sellers en What’s New Pussycat? (1965), de eerste filmproductie geschreven door Woody Allen.
Al vroeg in de jaren vijftig noemt ze zichzelf Capucine. Blijkbaar is Germaine Lefèbvre te gewoontjes. Als ik Peter de Vries zou heten zou ik er subiet een R tussen zetten en mijzelf Roosje noemen. Immers, je wilt je onderscheiden van de rest van het gepeupel. Ze doet geheimzinnig over haar leeftijd; ze is geboren ergens tussen 1930 en 1933. Haar schoonheid laat zich niet raden, ze is er niet minder populair om geworden.
Einde jaren vijftig gaat ze naar Amerika en speelt daar in talloze films, maar blijft ook acteren in Europese films. In de Verenigde Staten leert ze de aan alcohol verslaafde acteur William Holden kennen met wie ze een korte, hartstochtelijke relatie heeft tijdens de opnames van The Lion (1962). Holden is een prototype Western-acteur à la John Wayne die je zo een Amerikaanse sigarettenreclame ziet. Hij heeft zowat met elke tegenspeelster een affaire tijdens filmopnames, zo ook met Capucine. Ik zal haar met deze typering tekort doen, zo bedoel ik het niet. Holden sterft begin jaren tachtig als gevolg van een val tegen een tafel na het nuttigen van teveel whisky. Maar hij laat Capucine wel een klein fortuin na. Zij pleegt uiteindelijk zelfmoord door in 1990 van het balkon te springen van haar appartement op de achtste verdieping in het Zwitserse Lausanne. Ze is al jaren manisch depressief. Het icoon Capucine staat dus voor een actrice. Niet voor de Oost-Indische kers, niet voor de kleur oranje op een ID19.
Loodmenie
Er zijn vele oranjes. Saffraan en amber om maar een paar voorbeelden te noemen. Het felrode vermiljoen zit er niet zo ver van vandaan. Capucine lijkt wat mij betreft het meest op de kleur van de loodmenie. Daar zit iets meer geel in, die je ook ziet bij de Oost-Indische kers. Misschien is dat niet de meest voor de hand liggende gedachte, want lood staat voor gif en milieuvervuiling. Maar in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw wordt het nog kwistig toegepast bij van alles en nog wat. Het wordt nog tot voor kort gebruikt in de bouw om te voorkomen dat ijzer en hout in aanraking komen met metselwerk.
Loodmenie of loodtetraoxide komt voor in natuurlijke bodemafzettingen, maar het is zeldzaam. Het kan echter ook door mensenhanden gemaakt worden. Door azijn en lood samen te voegen en het een tijdje in een gesloten pot te laten staan. Vervolgens het bezinksel te verwijderen en tenslotte de vloeistof weer te verhitten tot de vloeistof oranje wordt. Loodmenie verkleurt op den duur naar zwart, maar in de Middeleeuwen wordt het voorafgaand aan de uitvinding van de boekdrukkunst gebruikt als kleurstof door de schilders die de kapitale letters inkleuren van handgeschreven boeken: de miniatori. Het oranje loodmenie-pigment dat ze gebruiken wordt minium genoemd en daar komt de Nederlandse naam loodmenie vandaan. Omdat de boeken meestal dicht zijn, hebben ze minder last van de natuurlijke verkleuring naar zwart, omdat er geen licht bij komt. Loodmenie zelf is ongeschikt voor lakwerk. Maar het zou mij niets verbazen als Capucine autolak vol zit met zeer giftige bestanddelen.
Het model
De auto in deze aflevering van Kleur Bekennen is van Dennis de Rijk uit Utrecht. Het is een Citroën ID19P Confort uit 1958. De eerste eigenaar is monsieur Thomas Barrès uit het Franse gehucht Blesle, zo’n tachtig kilometer onder Clermont-Ferrand. Hij gebruikt de auto nauwelijks. Als Dennis de Rijk deze auto in 2005 ongezien koopt van zijn zoon Dominique Barrès, heeft hij maar 37.637 kilometer gereden. De ID19 is helemaal ‘dans son jus’, een echte binnenslaper met alle krasjes en deukjes die bij zo’n krasse knar horen. Hij is zwart, maar Dennis besluit zijn hart te volgen en het sobere zwart uit de jaren vijftig achter zich te laten en de auto bij de restauratie in het gedurfde Capucine te laten spuiten. De auto heeft een gaaf Rouille-interieur in de stof Jersey Rhovilyne. Na de restauratie rijdt Dennis de Rijk de auto in 2009 samen met een vriend terug naar Blesle om de auto te laten zien aan de zoon van de eerste eigenaar.
De auto glimt en schittert dat het een lieve lust is en ik moet mijzelf onderdrukken om niet een fijn schuurpapiertje te pakken om hem matter te polijsten, zoals hij in 1958 ook door de fabriekspoort aan de Quai Javel in Parijs gereden is. Maar wat een kleur! Altijd onmiskenbaar in het straatbeeld aanwezig en niet over het hoofd te zien, zoals op de ansichtkaart bij Formentor op het Spaanse Mallorca. Of kijk naar het filmpje hierboven van de Capucine ID19 van Dennis de Rijk, gefilmd tussen Amerongen en Wijk bij Duurstede.
1957
Het Saarland wordt opgenomen in de Duitse Bondsrepubliek. In Nederland treedt de Algemene Ouderdomswet (AOW) in werking. Hamilton Electric brengt het eerste elektrische horloge op de markt. Amsterdam plaatst bij twaalf zebrapaden oranje knipperbollen; het waarschuwingslicht wordt massaal genegeerd. Ondertekening van het Verdrag van Rome. Het is de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. De Pacifistische Socialistische Partij (PSP) wordt opgericht in Nederland door mensen die zich niet thuis voelen bij de Partij van de Arbeid en de Communistische Partij Nederland. AFC Ajax neemt Johan Cruijff aan als lid; jeugdtrainer Jany van der Veen heeft hem in Betondorp in Amsterdam-Oost op straat zien voetballen en weet genoeg. In Nederland wordt de maximum snelheid van vijftig kilometer per uur ingevoerd binnen de bebouwde kom. De KLM Constellation ‘Neutron’ stort bij Nederlands-Nieuw-Guinea in zee, 57 passagiers komen om. Lancering van de Russische kunstmaan Spoetnik 2 met aan boord de hond Laika. Rob Hoen, de auteur van de serie Kleur Bekennen, wordt verwekt in een veel te kleine woning. Hij is de derde telg in de familie. Herman Emmink heeft een hit met Tulpen uit Amsterdam en Pat Boone bezingt Bernadine.
Verkrijgbare kleuren in 1957 en 1958
AC 200 Noir (1957 en 1958)
AC 406 Aubergine (1957)
AC 134 Champagne (1957 en 1958)
AC 305 Jonquille (1958)
AC 505 Vert Printemps (1957)
AC 136 Gris Rosé (1957 en 1958)
AC 142 Gris Mirage (1958)
AC 137 Bleu Turquoise (1957 en 1958)
AC 303 Capucine (1957 en 1958)
Bekleding combinaties
Jersey Rhovilyne (uitsluitend ID Confort)
* Gris Élephant
* Rouille
* Vert Printemps
Nylon Hélanca (uitsluitend ID19 Luxe)
* Blanc et Noir
Bronnen
Yves Frélon, Le Nuancier DS (z.j.)
Jan de Lange, De Originele Citroën DS (1993)
Fabien Sabatès, La DS, Object de Culte (1990)
Kassia St. Clair, The secret life of colours (2016)
Reageren
Wil je reageren op de verhalen uit deze reeks op de website van de Citroën ID/Ds Club Nederland? Stuur je reactie met foto naar webredactie@citroeniddsclub.nl. Op de website van de club is een pagina gemaakt met reacties.
Kleuren kijken
Dagelijks zien we om ons heen allerlei dingen die kleur hebben. Het zien van kleuren is belangrijk voor ons voortbestaan. Daarom is de waarneming van kleur bij ons goed ontwikkeld. We weten dat groene vleeswaren niet meer geschikt zijn om te eten. Of een groengrijze sinaasappel niet meer lekker smaakt. Groen gekleurde vis eten we ook niet meer, al zal de geur ervan ons al eerder waarschuwen. Maar kleur is meer. Kleuren kunnen emoties opwekken. Op een schilderij of bij het kijken naar een bos bloemen. En we tonen met de keuze van onze kleding onze stemming.
Kleur is samengesteld uit een basiskleur met toegevoegde pigmenten. Dat is ook zo bij autolakken. Kunstschilders stellen hun kleuren samen op het palet op basis van hun ervaring en gevoel. Een beetje van dit en een beetje van dat en dat leidt bijvoorbeeld tot de door de kunstenaar gewenste kleur blauwgrijs van een wolkenlucht. Vooraf heeft hij die al in zijn hoofd geconstrueerd. Soms ontdekt hij een andere variant door de samenstelling te veranderen.
Het interpreteren van de kleur is het resultaat van reflectie. Een felrode auto is aan de licht- of zonzijde helrood en aan de schaduwkant juist extra donker. Daarnaast kan de kleur telkens anders zijn in de context waarin die getoond wordt. Een gele auto in een groene weide blijft geel, maar zal ook groene reflecties tonen, ook al zit er geen of nauwelijks groen pigment bij de gele kleur. De weerkaatsing van het malse, groene gras heeft effect op de gele kleur. Ook de mate van glans in de kleur geeft een andere reflectie. Daarnaast is er nog de kleurperceptie. Staat de kleur in de zon, dan is hij anders dan in het donker. Onder een gele lamp ziet hij er anders uit dan onder een blauwe lamp. De lichtbron is dus van invloed op de kleurperceptie. Dat is meetbaar, maar niet met het menselijke oog. Daarom spreek ik liever van kleurbeleving. Die is voor iedereen anders. Het kijken naar kleur blijft dus heel persoonlijk. Er zijn kleuren die heel gevoelig zijn voor zowel reflecties als percepties. Bijvoorbeeld Gris Sable (AC103), Blanc Carrare (AC144) en Gris Palladium (AC108). Capucine is een kleur die juist weer minder gevoelig is voor kleurreflecties.