Select your language

De verkeersborden van Citroën

Tekst Wouter Jansen

Als adept van het unieke Franse automerk kent u natuurlijk uw klassieken. André Citroën was niet alleen innovatief daar waar ‘t het ontwerp en de productie van zijn voertuigen betrof, hij had ook een geheel eigen kijk op marketing en publiciteit. Het genie van André Citroën kan overigens nog dagelijks in Frankrijk aanschouwd worden, want sommige van de in dit artikel beschreven routeborden zijn nu nog in ‘actief gebruik’. Kent u een andere reclame-uiting, waarvan je dat na bijna honderd jaar ook nog kan zeggen?

Citroëns visie op publicitair gebied was anders, meer indirect dan op dat moment gebruikelijk was. Wel waren er enkele soortgelijke ideeën gelanceerd geweest (men denke alleen al aan de rode Michelin-gids, waarvan de eerste editie in 1900 het levenslicht zag), maar het merendeel van de fabrikanten zag meer in rechtstreekse promotie van zijn producten. Men moest niets weten van nieuwlichterij als het schrijven van je naam in de wolken, het verlichten van de Eiffeltoren of gevaarlijke tochten over het Donkere Continent (Crossière Jaune et Noire).MICHELINGIDS-1900
In zijn immer voortgaande speurtocht naar nieuwe publiciteitsmogelijkheden zal André Citroën zich op een dag herinnerd hebben wat hij voor autofabrikant Mors had gedaan. Tijdens zijn directeurschap aldaar, begin twintigste eeuw, werden op kruispunten richtingborden geplaatst; borden in de vorm van een Mors-radiator en betaald door de fabriek. Kon hij nu niet voor zijn eigen merk iets soortgelijks doen?

We schrijven 1922. Het besluit valt: Citroën gaat aan alle Franse lagere overheden de mogelijkheid bieden om gratis routeborden geplaatst te krijgen. Enige voorwaarde: het beeldmerk en naam van de genereuze schenker worden op niet mis te verstane wijze getoond. Het merendeel der gemeenten is laaiend enthousiast en geeft Citroën groen licht voor deze operatie, ”deze vorm van publiciteit draagt bij aan de populariteit van ons merk, vanwege de aan de automobilist verleende dienst en het doet degene die de weg zoekt automatisch uitkijken naar een bord met de dubbele chevron’’, zo heet het in een officieel directiestuk. Het aantal gemeentebesturen dat weigert mee te werken is te verwaarlozen, daarentegen komt een onverwachte reactie van het eiland Corsica: men is zo blij met dit initiatief, dat ze een premie van 200 franc per geplaatst routebord betalen. Iets dat niet zo vreemd is al het lijkt, want het aantal routeborden bij kruisingen was verre van toereikend en zo kreeg men voor een zeer laag bedrag een complete bewegwijzering.

Zoals te verwachten was werd de concurrentie (Renault en in mindere mate Peugeot) wakker en ging soortgelijke diensten aanbieden. Tegen de bijna letterlijke stortvloed van Double Chevrons was men echter niet opgewassen en het zou aanvankelijk bij marginale successen blijven. Later werd in (goed?) overleg een verdeling besproken, waarbij Citroën binnen de bebouwde kom zou blijven, Renault zich toelegde op het maken en plaatsen van borden met plaatsnaamaanduiding, terwijl de derde partij Michelin het platteland ‘kreeg’. Overigens wezen de Citroën-borden niet alleen de verdwaalde reiziger de juiste weg, zij waarschuwden tevens voor gevaarlijke verkeerssituaties en maakten de toerist attent op historische en bezienswaardige bouwwerken alsmede openbare gebouwen.

Vorm en uitvoering

De uitvoering van de borden die de eerste jaren geplaatst werden was vrij eenvoudig; het betrof hier platen metaal in de vorm van de bekende achthoek, waarbij alleen de in het ovaal gevatte chevrons in reliëf gestanst werden. De belettering werd in zeefdruk aangebracht. Het is opvallend dat het na 90 jaar juist deze borden zijn die men nu nog vrij vaak ziet hangen; opvallend maar niet vreemd, want de latere, duurzamer exemplaren zijn een gewild verzamelaarsobject en sieren vele garages en woonkamers in Frankrijk en daarbuiten.

De tweede serie, vanaf 1926, was ovaal van vorm, bol en geheel geëmailleerd. Gealarmeerd door het succes kwam de Franse overheid na verloop van tijd met voorschriften, om deze ‘gratis’ publiciteitsuitingen een beetje aan banden te leggen. In een circulaire van 2 april 1930 van de ministers van Openbare Werken en Binnenlandse Zaken werd bepaald dat beeldmerk en naam van Gulle Gevers van plaques indicatrices niet meer dan 10 procent van de totale oppervlakte van het bord mochten uitmaken. Kleurbeperkingen werden echter niet met name genoemd, zodat ook op deze nieuwe borden de huistinten blauw en geel prominent aanwezig waren; de chevrons zelve waren in overeenstemming met de voorschriften in omvang teruggebracht.
Onderhoud geschiedde deels door enkele teams die dag in dag uit door het land trokken, terwijl ook de lokale dealers hier een belangrijke rol in vervulden; het was meestal de concessionaire die voor de daadwerkelijke plaatsing zorg droeg.

160.000 borden

In totaal werden er niet minder dan 160.000 borden aan gevels, palen en bomen genageld; de honderdduizendste werd in 1926 plechtig overhandigd aan de burgemeester van het dorpje Lucey in de Savoie. Plaatsing zou niet beperkt blijven tot het Franse vasteland, want ook de overzeese gebiedsdelen zoals Algerije, Tunesië, Marokko en het eiland Réunion werden voorzien van soortgelijke borden. Zoals u in het boek Citroën in Nederland heeft kunnen lezen probeerde André Citroën hier ook in ons land voet mee aan de grond te krijgen, door onder andere ‘persoonlijke’ circulaires aan de burgemeesters van de grote steden te zenden. Iets dat overigens zonder gevolg bleef.

 

Loading…
Loading…

Bienvenue