Select your language

Den Haag 1984

Tekst Rob Hoen

Een straatbeeld van de Stationsbuurt in Den Haag, gemaakt in 1984 door een onbekende fotograaf. Of eigenlijk is het meer een tijdsbeeld. Een oud vrouwtje met een sjaaltje over haar hoofd en een grote handtas passeert een slooppand. Op de dichtgetimmerde deur staat geschreven dat de postbode de brieven voor Spinoza in de bus van nr. 40 moet gooien. Ook de ramen van het huis ernaast zijn dicht gemaakt. Rechts op de foto fietst een andere vrouw gehaast met open jas uit beeld. Een man met een kort jack steekt de straat over. Links is er een duister portaal met een trap naar de ingang van de bovenwoningen. Er ligt afval op de trap. Het zijn onbewoonbaar verklaarde woningen.

Twee Citroëns DS staan half op de stoep geparkeerd. Links een tweede neus, rechts een nieuwe neus. De rechter DS heeft ooit een andere motorkap gekregen. De portieren zijn aan de onderzijde flink krokant. Bij de donkergekleurde DS is die roest niet te zien. Maar die zal er zeker zijn. Het is een winterse dag als alle andere. Grijs en regenachtig.
De Stationsbuurt ligt rondom het Station Hollands Spoor. Ooit door speculanten volgebouwd met revolutiebouw: woningen van slechte kwaliteit gebaseerd op het uitgangspunt dat er altijd een aanhoudend tekort aan woningen in de grote steden zal zijn en de huren en waarde van de woningen navenant zullen doen stijgen. Met de komst van arbeiders verliest de wijk zijn aantrekkingskracht voor beter gesitueerden, waardoor de Stationsbuurt en STATIONSBUURT-DEN-HAAG-1500-breedaangrenzende Schilderswijk volksbuurten worden. Op het moment van de foto is de recessie onder het kabinet Lubbers, met landelijk meer dan 800.000 werklozen, op zijn hoogtepunt. Daarvan wonen er veel in de Stationsbuurt. Die buurt zal het in het eerste decennium van de 21ste eeuw zelfs schoppen tot Vogelaarwijk. Ondanks alle inspanningen van de gemeente ervaren bewoners de wijk als onveilig, is er overlast door prostitutie en drugs, de woningen zijn te klein en verwaarloosd, er zijn te weinig winkels.
De auto’s die in een wijk geparkeerd staan vormen een afspiegeling van de maatschappelijke positie van de bewoners. Begin jaren tachtig is de Citroën DS een auto met een slechte reputatie, een oude, olie lekkende roestbak, die niemand wil hebben. De DS is een auto in de marge, die je voor een klein prijsje kunt kopen en waarin je met héél veel geluk nog een paar jaar kunt rijden. Dus helemaal zo gek nog niet dat je ID’s en DS’en in die jaren in deze buurten tegenkomt. De DS en ID is dan nog lang niet de auto van welgestelde pensionado’s van het nieuwe millennium. En zeker nog niet de klassieker die nu bijna altijd in de garage staat en daar door hun eigenaar wordt gekoesterd. Want de Citroën DS komt steeds minder in het dagelijkse straatbeeld voor.

Loading…
Loading…

Bienvenue